Om te janken: de UvA en haar financiële wanbeheer

Ewald-Engelen-close-3jun13-1-669x297Ere wie ere toekomt: SP-kamerlid Jasper van Dijk heeft sinds de bezetting van het Maagdenhuis de meeste parlementaire betrokkenheid betoond bij het wel en wee van de UvA getoond. Van Dijk staat aan de wieg van maar liefst drie vragenrondes aan de minister van Onderwijs, Jet Bussemaker, over het financiële reilen en zeilen van de Amsterdamse universiteit.
Op 7 april ging het om een schot hagel aan vragen die zowel betrekking hadden op de bezuinigingen aan de letterenfaculteit als op de zwarte lijst van protesterende medewerkers die het College van Bestuur naar verluidt had aangelegd. Op 16 april ging het om vragen naar aanleiding van berichten inHet Parool en NRC Handelsblad over extra bezuinigingen aan de UvA. En op diezelfde dag ging een tweede lijst van vragen naar de minister naar aanleiding van de oproep aan het College van Bestuur om af te treden.
De antwoorden van de minister zijn, zoals te verwachten viel, gesteld in de anti-revolutionaire toonhoogte van de jurist. Woorden zijn gewogen op goudschaaltjes om toekomstige verwijten en claims voor te zijn. En verschillen in bureaucratische jurisdicties worden strategisch gebruikt om verantwoordelijkheden af te wijzen en door te sluizen.
Toch zijn de antwoorden, zeker die op vragen over de actuele financiële situatie van de UvA, een wonder van duidelijkheid vergeleken met de omtrekkende bewegingen waarin het College van Bestuur nu al ruim twee maanden excelleert. Waar het College bij hoog en bij laag bezweert dat er geen financiële risico’s zijn, dat alles onder controle is, dat men degelijke financiële producten heeft gekocht, dat er niets aan de hand is, dat u rustig kunt gaan slapen… daar laat Bussemaker er geen twijfel over bestaan dat ze zich (grote) zorgen maakt.
Een bloemlezing, gevolgd door samenvattend commentaar:
Van Dijk:
Vindt u het verantwoord dat de schuld van de UvA in 2013 ruim 205 miljoen euro bedroeg en dat de schuld in 2018 bijna verdubbeld zal zijn? Zo nee, wat vindt u wel aanvaardbaar?
Bussemaker:
Jaarlijks analyseert de Inspectie van het Onderwijs de financiële positie van de onderwijsinstellingen. Bij deze analyse kijkt de inspectie ook naar de effecten van investeringsplannen op de (toekomstige) financiële positie van de universiteit. Daarbij wordt met name gekeken naar de financiële continuïteit van de instellingen. De inspectie ziet op grond van de financiële positie vooralsnog geen acute risico’s voor de continuïteit van de UvA. Gezien de verwachte toename van de schuld van de UvA als gevolg van de geplande investeringen gaat de inspectie deze ontwikkelingen bij de UvA monitoren.
Oftewel, de UvA staat niet aan de rand van het bankroet maar de minister maakt zich wel zoveel zorgen om de continuïteit van de UvA op lange(re) termijn dat ze de Inspectie heeft gevraagd de financiële positie van de UvA nauwlettend in het oog te houden. Overigens is dit dezelfde Inspectie die in 2012 in een overzicht van de derivatenposities van onderwijsinstellingen een knol van een Excelfout maakte en de UvA een ‘naakte’ swap in de schoot wierp waar de VU – ook gevestigd in Amsterdam – werd bedoeld. Dat document is op Internet helaas niet meer traceerbaar, wel de gecorrigeerde versie.
Van Dijk:
Hoe beoordeelt u het feit dat de solvabiliteit van de UvA volgens de begroting van 2015 zakt onder de 30%, waarmee deze onder de ‘signaleringsgrens’ van de Onderwijsinspectie zakt?
Bussemaker:
De aanbevelingen van de Commissie Onderzoek financiële problematiek Amarantis (2012) hebben ertoe dat eind 2012 de door de Inspectie van het Onderwijs gehanteerde signaleringsgrens voor solvabiliteit is verhoogd van 20% naar 30%. Op basis van de meerjarenraming uit de begroting 2015 is het de verwachting dat de solvabiliteit van de UvA in 2017 op 27,2% uitkomt. Dit als gevolg van het aantrekken van vreemd vermogen voor investeringen en de negatieve rentabiliteit. Dat betekent dat de inspectie de ontwikkelingen gaat monitoren.
De UvA is niet de eerste semi-publieke die door megalomane vastgoedprojecten – ingegeven door een roes die voor 2008 vele partijen in zijn greep had: gemeentes, banken, projectontwikkelaars, bouwbedrijven – in de problemen is gekomen. De lijst is lang en smerig: Amarantis, ROC, Vestia. En ook al verdient de eerlijkheid van Bussemaker veruit de voorkeur boven het verhullende taalgebruik van het College van Bestuur – hier staat ten minste met zoveel woorden dat de solvabiliteit van de UvA zich in de gevarenzone bevindt – de actie die zij hier aankondigt (beter monitoren) is natuurlijk van een ongekende halfhartigheid. Deze problemen zijn niet nieuw, zijn groot en vereisen een diepgaande herbezinning op de vraag of onderwijsinstellingen wel de juiste organisaties zijn om de financiële verantwoordelijkheden te dragen die horen bij vastgoedportefeuilles met miljoenenwaarde. Daarover zwijgt de minister in alle toonaarden.
Van Dijk:
Klopt het dat de verliezen dit jaar 28 miljoen euro zullen bedragen en de komende jaren op zullen lopen tot ruim 83 miljoen euro? Zo ja, in hoeverre is dit tekort te wijten aan investeringen in nieuwe huisvesting en de kosten van afgesloten derivaten?
Bussemaker:
In de begroting 2015 geeft de UvA aan dat voor 2015 een negatief resultaat begroot is van € 27,8 miljoen en dat dit zonder nadere beleidswijzigingen inderdaad zal leiden tot een cumulatief negatief resultaat van ruim € 83 miljoen over de periode van 2015 t/m 2018. Het negatieve resultaat in 2015 is voor € 15,1 miljoen het gevolg van de langjarig geplande inzet van de Huisvestingsplanreserve in het kader van het Huisvestingsplan 2005-2020. Omdat de rente van het derivaat hoger is dan de huidige rentestand, is een deel van het verlies in 2015 ook te wijten aan het derivaat.
Wie dit antwoord legt naast de constante en stellige verzekering van het College van Bestuur dat er een Chinese muur staat tussen de gelden gereserveerd voor onderwijs en onderzoek en de vastgoedfinancieringspoot van de UvA, is bijna gedwongen om het College van moedwillig liegen te beschuldigen. Hier staat namelijk met zoveel woorden dat de fouten in de financieringsconstructie tot grote verliezen zullen leiden, die, zo weten we uit de conceptbegroting voor 2015, gedekt zullen worden uit een versnelde verhoging van de vierkante meter prijs die faculteiten voor hun huisvesting aan de holding betalen en dat die hogere kostprijs wel degelijk ten laste gaat van de financiering van het primaire proces. Sterker, de minister erkent volmondig dat de verliezen mede worden veroorzaakt door een derivaat met hogere rentelasten dan de vigerende marktrente. Wat in 2012 door toenmalig bestuurslid Paul Doop (en huidig buitenlid van de Rekenkamer) nog als een briljante financiële strategie werd aangeduid, blijkt drie jaar later een verlieslatend onding te zijn.
De minister is echter niet alleen openhartig, ze kakelt ook het College van Bestuur na. Neem dit antwoord.
Van Dijk:
Kunt u inzichtelijk maken of er bij de UvA sprake is van ongedekte derivatencontracten en open posities?
Bussemaker:
De UvA heeft geen ongedekte derivatencontracten of open posities.
Ook dit heeft het College van Bestuur de academische gemeenschap constant bezworen: wij hebben ons niet bezondigd aan het afsluiten van ‘naakte’ derivaten.
O ja? Hoe kan het dan dat de cumulatieve derivatenpositie van de UvA groter is dan de uitstaande leningen? 250 miljoen euro om 205 miljoen euro. In mijn boekje is dat een dekkingsgat van 45 miljoen euro. En zo lekt de UvA, net als veel andere semi-publieke instellingen, jaar in jaar uit kostbaar belastinggeld naar grootbanken die hen ondeugdelijke, onnodig complexe en ondoorzichtige met derivaten afgedekte leningen hebben vesrtrekt. Een beetje monitoren en wat extra toezicht door een Inspectie die zich in het verleden niet al te financieel gis heeft betoond, gaat niet helpen. Daarvoor zijn zwaardere middelen vereist. Bijvoorbeeld een parlementaire enquetecommissie naar de effecten van die vermaledijde vastgoedoverdracht uit 1995.
Eind 2013 waarschuwden wij (Rodrigo Fernandez, Reijer Hendrikse en ondergetekende) in eenEngelstalig stuk voor de gevaren van financialisering:
In our judgement, the combination of (over) ambitious real estate development, increasing indebtedness and the concomitant dabbling in financial engineering through interest rate swaps makes for a highly toxic mix that could easily blow up in the face of the highly paid financial professionals occupying the Maagdenhuis, with huge consequences for teaching and research. We can imagine a number of nightmarish scenarios: ongoing negative market sentiment and/or continued low interest rates; a book loss and/or depreciation on property values; changes in accounting conventions resulting in a downward revaluation of real estate and a weakening of the crucial solvency ratio.
Om daar aan toe te voegen:
None of these things are predestined to occur. But because of its real estate ambitions and its overextended balance sheet the UvA has progressively lost the capacity to determine its own fate. As an institute of higher learning, with teaching and research as its societal mandate, it has become dangerously dependent on financial market developments over which it has no control.
Nooit hadden wij kunnen bevroeden dat onze woorden zo snel profetische zouden blijken. Noch dat de financiële situatie drie jaar later zoveel precairder zou blijken dan wij toen dachten. Het is om te janken.

Logo
Ons nieuws en interviews worden mogelijk gemaakt door onze leden. Help ons mee en word ook lid!
Word stamgast
Al vanaf €10 p/m
Reacties

Lees onze huisregels ook even. Wilt u ook meediscussiëren maar bent u nog geen lid? Meld u dan hier aan en geniet van alle voordelen.

Abonneer
Laat het weten als er
De nieuwsbrief met nieuws dat je nergens anders leest.