Probleemsituatie onderwijs
Al vele jaren blijkt de kwaliteit van in elk geval ons basis- en voortgezet onderwijs tanende te zijn. Dit blijkt uit opeenvolgende vergelijkende onderzoeken gedurende deze eeuw. Dat houdt in dat het zogenaamd functioneel analfabetisme onder 15-jarigen inmiddels is opgelopen tot ongeveer 1/3 van diezelfde populatie. Deze groep leerlingen kan zich niet redden in een geletterde maatschappij. Daar zijn volgens deskundigen meerdere oorzaken voor aan te wijzen. Het is dan ook hoognodig dat de regering haar grondwettelijke taak inzake het onderwijs weer serieus neemt, laat onderzoeken welke verbeteringen er nodig zijn om het onderwijspeil weer op het vereiste niveau te brengen en die verbeteringen ten uitvoer laat brengen. Per slot van rekening is onderwijs in Nederland ook een grondrecht.
Belang van het onderwijs
Globaal bezien is onderwijs voor de mens een eerste levensbehoefte. Middels onderwijs verkrijgt men de kennis en de vaardigheden om gaandeweg zowel als individu, alsook als lid van een gemeenschap een bestaan op te bouwen en te bestendigen.
Om eenieder zoveel mogelijk gelijke kansen en mogelijkheden te bieden om van onderwijs te profiteren, kan dit het beste collectief geregeld worden. In artikel 94 van onze grondwet staat dan ook dat onderwijs een aanhoudende zorg is van de regering. Onderwijs is dientengevolge een taak van de overheid om dit grondwettelijke recht te faciliteren. In artikel 14 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Het recht op onderwijs – is dat ook nog eens nader vastgelegd.
Anderzijds heeft de overheid er ook alle belang bij dat de staat van het onderwijs van een hoog niveau is. Kort door de bocht gezegd heeft een overheid niets aan een bevolking die niet/nauwelijks kan lezen en rekenen en geen besef heeft van de wereld om zich heen. Het betreffende land van zo’n overheid zal in dat geval heel laag staan op de ladder van welvarende landen.
Onderwijs, de status quo.
Om vast te kunnen stellen wat de onderwijs kwaliteit van een land is, moet het gemeten kunnen worden. Het liefst in een langjarig vergelijkend onderzoek om ook trends te kunnen waarnemen. Daartoe bestaat het PISA onderzoek: PISA: Programme for International Student Assessment. Het is het grootste internationaal vergelijkende onderzoek naar de prestaties van 15-jarige leerlingen op het gebied van lezen, wiskunde en natuurwetenschappen. Sinds 2000 worden deze onderzoeken 3-jaarlijks uitgevoerd en gepubliceerd.
De focus in hier ligt primair op de leesvaardigheid van 15-jarigen. Immers, kortweg gesteld kan iedereen zich wel voorstellen wat het voor iemand betekent als hij/zij niet bij machte is om tekst, hoe summier ook, begrijpend te kunnen lezen.
Zo iemand wordt geduid als functioneel analfabeet.
Functioneel analfabeet.
Iemand is functioneel analfabeet wanneer zijn/haar leesniveau zo laag is dat hij/zij zich niet kan redden in een geletterde maatschappij (en ongeletterde maatschappijen bestaan er niet in de hedendaagse moderne wereld). Een functioneel analfabeet is onder andere niet in staat formulieren in te vullen, het bord met reisbestemmingen en vertrektijden op het station te lezen en de ondertiteling van bijvoorbeeld een documentaire op de televisie te begrijpen.
Het meest recente PISA onderzoek wijst uit dat liefst één derde van de 15-jarigen functioneel analfabeet is. Hoezeer functioneel analfabetisme de laatste jaren achteruit gegaan is, blijkt uit de PISA scores van 2006, vergeleken met de meest recent bekende scores. In 2006 bestond het aandeel functioneel analfabeten onder 15-jarigen nog ‘maar’ uit 5,2% van de totale populatie leeftijdsgenoten. Deze trend, achteruitgang van 5,2% naar 33% mag gerust verontrustend geduid worden, omdat niets er nog op wijst dat die trend doorbroken gaat worden.
En het mag duidelijk zijn dat, zelfs als het aandeel functioneel analfabeten de komende jaren gelijk zou blijven, waar het dus niet naar uitziet, die groep het in onze snel ontwikkelende hoog technologische maatschappij steeds moeilijker zal krijgen. Nog even wat voorbeelden die helaas kenmerkend zijn voor de huidige staat van het onderwijs: Zo’n 34 procent van de gediplomeerde mbo’ers op het hoogste niveau (4) beheerste in het studiejaar 2022-2023 niet het minimale niveau voor lezen en luisteren. Op alle mbo-niveaus scoorden de gediplomeerde studenten lager dan het studiejaar ervoor.
Inspectie van het onderwijs- de staat van het onderwijs
Naast de 3-jaarlijkse PISA onderzoeken rapporteert ook de inspectie van het Onderwijs jaarlijks over de staat van het Nederlandse onderwijs. In het rapport over 2023 was de inspectie bepaald niet positief, noch over de leerprestaties en evenmin over het onderwijs in het algemeen. Dat laatste aspect komt verderop aan bod, omdat hier ook de oorzaken van de, laten we zeggen zorgwekkende staat van het onderwijs aangegeven worden. Globaal gesproken beschikt 1/3 van de basisschool verlaters net aan over het fundamentele basisniveau lezen. Terzake van het voortgezet onderwijs constateert de inspectie dat steeds minder leerlingen over de basisvaardigheden lezen (en rekenen) beschikken.
Hoofdoorzaken van de zorgwekkende staat van het Nederlands onderwijs.
De inspectie van het onderwijs constateert voor het basisonderwijs in haar rapportage over 2023 een aantal verschillende oorzaken. Het lerarentekort blijft onverminderd hoog waardoor er steeds meer niet volledig bevoegde leraren voor de klas staan. Daardoor zien we bijvoorbeeld al een aantal achtereenvolgende jaren dat scholen noodgedwongen 1 dag per week hun deuren moeten sluiten. En helaas hebben diverse corona maatregelen daar geen positieve bijdrage aan geleverd. Ook neemt het aantal nieuwkomers onder leerlingen alsmaar toe. En vastgesteld is dat leerlingen van niet-Nederlandse afkomst met ouders met hooguit een MBO-2 opleiding en/of een laag inkomen minder kans hebben om voor lezen (en rekenen) het fundamentele basisniveau te halen.
Voor wat betreft het voortgezet onderwijs stelt de inspectie dat het pedagogisch-didactisch handelen vaak ontoereikend is en ook hier het leraren tekort groot is en dientengevolge de werkdruk als heel hoog word ervaren. Bij zwakke scholen werd geconstateerd dat er veelvuldig wisselingen in de schoolleiding hadden plaatsgevonden. En als het bijvoorbeeld gaat om lesmethoden, is er geen centrale aansturing van het departement dat verantwoordelijk is voor (de kwaliteit van) het onderwijs in Nederland. Mede daardoor is er successievelijk een verdienmodel ontstaan waar met name de vier grootste uitgevers van lesmateriaal dankbaar gebruik van gemaakt hebben.
In 2022 is in totaal 58 miljard euro begroot aan onderwijs. In 2015 was dit nog 42 miljard euro en in 2000 bedroeg de onderwijs begroting 20 miljard euro. M.a.w. in de afgelopen 20+ jaarzijn de uitgaven aan onderwijs bijna verdrievoudigd. Daar staat geen significante stijging van het aantal leerlingen tegenover, integendeel. Tussen 2012 en 2022 is het aantal leerlingen gedaald met bijna 160.000. Als die vele extra miljarden de laatste 15-20 jaar dan niet uitgegeven moesten worden aan alsmaar stijgende leerlingen aantallen, waar dan wel aan? In toenemende mate hebben allerlei toeleverende instanties van het onderwijs een steeds grotere hap uit de financiële onderwijstaart genomen.
Zoals hiervoor al aangegeven zijn dat de toeleveranciers van onderwijsbenodigdheden, ook detacheerders van onderwijspersoneel, de onderwijsadviesdienst en aanverwante organisaties, etc.
Hoe nu verder?
Hopelijk is het duidelijk geworden dat hier meerdere antwoorden, d.w.z. voorstellen tot verbetering van de algehele situatie in het onderwijs onontbeerlijk zijn. Deel oplossingen zullen cosmetische oplossingen blijken te zijn en uiteindelijk de zaak alleen maar nog verder achteruit doen gaan. Mogelijke oplossingsrichtingen zijn o.a. de volgende. Primair zal de overheid haar grondwettelijke onderwijstaak weer serieus moeten nemen, hetgeen ook in het hoofdlijnen akkoord wordt onderkend en de in de jaren ’90 van de vorige eeuw ingezette marktwerking grondig moeten herzien. Ten tweede zal vanuit de regering ook een duidelijk bindend kader ten aanzien van het onderwijsvak aangegeven moet worden. Dat betreft bijvoorbeeld de minimum opleidingsvereisten voor leraren en docenten (wetenschappelijke scholing wat in sommige landen een vereiste is?). Welke zijn absolute basisvakken en hoeveel lesuren zouden daar minimaal mee gevuld moeten worden, etc. Dit uiteraard in overleg van de onderwijssector zelf. Vermoedelijk kan dat niet zonder dat tegen wat heilige huisjes geschopt gaat worden die de afgelopen decennia zijn geworteld. Duidelijk moet zonder meer zijn/worden wat in het basisonderwijs absolute elementaire vaardigheden zijn en binnen welke kaders (wie en hoe) daar les in gegeven moet worden. Rekenen en Nederlandse taal en in de onderbouw schrijven zouden daar onder moeten vallen. Schrijven en tekenen omdat deze vakken de ‘handvaardigheid’ van jonge kinderen duidelijk ten goede komt, alsmede de creativiteit bevorderen. Vervolgens aardrijkskunde en geschiedenis en onderwerpen als burgerschap en gaandeweg in bredere zin kennis over allerlei aspecten betreffende de wereld waarin wij leven daarbij inbegrepen. Daarvan zou door deskundigen van verschillend pluimage vastgesteld kunnen worden hoeveel lesuren er per jaar in welke groep aan welk vak minimaal en op welke wijze (bijvoorbeeld verhouding digitaal vs traditioneel) besteed moeten worden. Zo’n advies moet plooibaar zijn zodat verschillende soorten scholen daarmee uit de voeten kunnen. Waarmee ‘bewaakt’ kan worden dat het maximum aan beschikbare lesuren doelmatig wordt gebruikt.
Aan de hand van zo’n advies kan dan vastgesteld worden hoeveel lesuren er vervolgens resteren om die te gebruiken voor andere onderwerpen. Daarvoor zouden ook m.b.v. bijvoorbeeld pedagogen, richtlijnen vastgesteld kunnen worden welke van die onderwerpen tot de taak van de scholen gerekend kunnen worden en welke niet.
Ook zou er duidelijker gekozen moeten worden voor wetenschappelijk bewezen effectieve lesmethoden. De onderwijsvernieuwingen sinds de Mammoetwet, zoals De Tweede Fase, de Middenschool, het Studiehuis en het Competentieleren, hebben inmiddels bovenal een kennisarme generatie leraren voortgebracht die niet meer in staat blijkt te zijn leerlingen te leren lezen, rekenen en schrijven. Dit getuige de uitslagen van de achtereenvolgende PISA onderzoeken gedurende deze eeuw. Dat zijn tenminste twee generaties schoolgaande kinderen!
In elk geval is snel, deskundig en daadkrachtig ingrijpen in ons huidige onderwijssysteem geboden. Alleen al om de trend die al lange tijd zichtbaar is te kunnen stoppen. Het eventueel repareren van de reeds aangerichte schade niet eens meegerekend.
Lees onze huisregels ook even. Wilt u ook meediscussiëren maar bent u nog geen lid? Meld u dan hier aan en geniet van alle voordelen.